Op 25 oktober 2018 (EHRM, Provenzano vs. Italy, nr. 55080/13) oordeelde het Hof dat Italië ‘maffiabaas’ Bernardo Provenzano heeft onderworpen aan een onmenselijke en vernederende behandeling in de laatste maanden van zijn leven.
Provenzano bleef 43 jaar uit handen van justitie. Na een veroordeling tot levenslang bij verstek in 1987 werd hij in 2006 gearresteerd. Als maffiakopstuk werd hij in het strenge gevangenisregime van art. 41-bis van de Italiaanse Penitentiaire wet geplaatst, om te voorkomen dat hij contacten zou onderhouden met zijn criminele organisatie. Toen zijn gezondheidstoestand ernstig begon te verslechteren diende zijn advocaat meermaals een verzoek tot opheffing van dat regime in. Provenzano was 83 jaar, bedlegerig, at en dronk niet zelfstandig en communiceerde niet. Op 23 maart 2016 beval de Minister van Justitie nogmaals verlenging.
Het EHRM oordeelde dat uit de door Provenzano ingediende stukken duidelijk bleek dat zijn fysieke en psychische gesteldheid zodanig was verslechterd dat hij niet in staat kon worden geacht de maatschappij te bedreigen. De Minister van Justitie had nagelaten zijn cognitieve toestand zelf te onderzoeken. Het Hof oordeelde dat daarom onvoldoende was aangetoond dat voortzetting van het strenge 41-bis regime gerechtvaardigd was en art. 3 EVRM in de periode van 23 maart tot 13 juli 2016 (datum van overlijden van Provenzano) was geschonden.
(Samenvatting mr. M. de Leeuw)